Passie voor gebarentaal 1: Hoe het zo gekomen is… - Reisverslag uit Singaraja, Indonesië van Connie Vos - WaarBenJij.nu Passie voor gebarentaal 1: Hoe het zo gekomen is… - Reisverslag uit Singaraja, Indonesië van Connie Vos - WaarBenJij.nu

Passie voor gebarentaal 1: Hoe het zo gekomen is…

Door: Connie

Blijf op de hoogte en volg Connie

04 Februari 2009 | Indonesië, Singaraja

De interesse voor taalkunde begon bij de lessen Latijn, waar ik het maar al te leuk vond zinnen te deconstrueren, maar steeds in tijdnood kwam met woordjes opzoeken. Nog steeds kan ik genieten van een kort maar krachtige weggever als Heerlijk Helder Heineken of eigenlijk liever Ceasar’s equivalent: Veni, Vidi, Vici. (Heineken vind ik vies.) Ik had er plezier in om eigentijdse uitdrukkingen te Afrikaniseren. Anglicismen, daar haalde ik mijn neus voor op. Zo heb ik heb het één schooljaar bijna tot de herfstvakantie volgehouden “aflaaien” te gebruiken in plaats van het “downloaden” dat mijn klasgenootjes bezigden. De betekenis van woordjes Engels raadde ik toen al op grond van hun Latijnse origine. En ook toen ontstond de wens voor een etymologisch woordenboek (dat Sinterklaas mij overigens in al die jaren opvallend genoeg nog steeds niet geschonken heeft). Leesverslagen waren in feite privé blogjes aan mijn docent Nederlands waar ik uiteraard verliefd op was. (Overigens niet omdat hij een geinspireerd docent was, of omdat zijn vak zo leuk was, maar omdat hij Dr. voor zijn naam had staan.) Pubergedrag uitte zich bij mij door Campert-spelling te verkiezen boven de destijds Nieuwe Spelling van ’95. Wittgenstein en zijn quote ‘Waarover men niet kan spreken, moet men zwijgen.’, staarden mij jaar op jaar toe.

Van meet af aan leek een studie Nederlands me echter echt helemaal niets; het hele idee van nog meer regeltjes voorgeschreven krijgen, functioneren in een kudde medestudenten, stoffige klassiekers lezen waarvan de stijl je niet aanspreekt, maar bovenal toch ook een beetje het gevoel dat je daar iets leert wat je eigenlijk al vanaf je 4de jaar al volledig beheerst: je eigen moedertaal. En dus ging ik in ‘99 een dagje meelopen bij Taalwetenschap in Nijmegen. Toen wist ik nog niet dat je van nerderig hobbyisme je werk kon maken, dus koos ik ervoor om te gaan kijken bij de afdeling Spraak- en Taalpathologie. Mensen helpen met taalproblemen, dan maar.

Ik trof het niet. Mijn tien-jaar-jongere ik en mijn onervaren meeloopstudent verdwaalden in de orthopedische gangen van het Radboud ziekenhuis en schoven laat aan bij een college over Cochleaire Implantaten. Niets over de sociaal-maatschappelijke consequenties van CI’s, niets over attitudes van de dovengemeenschap ten op zichte van CI’s, niets over de taalontwikkeling van kinderen met een CI. Nee, een monotome beschrijving van de functionaliteit van zo’n ding in twee maal drie kwartier onder het gezoem van een overhead-projector en het twijfelachtige genot van warme ‘chocolade’ uit een antiek ziekenhuisautomaat. Ik krijg bij de herinnering spontaan weer die ijzerachtige moddersmaak in mijn mond. Het had dus niet veel gescheeld of ik was nu aan het promoveren in de politicologie. Gelukkig herinnerde een bevriend vertaalster mij er een jaar later op een feestje aan dat ik ‘toch Taalwetenschap wou gaan studeren’. Volgens mij knikte ik tegelijkertijd ja op een Leffe Blond als op haar vraag. En daar is het uit gemakzucht maar bij gebleven. (Het kan trouwens ook een Alfa zijn geweest.)

In ons jaar zaten negen meiden én tot ons beider verbazing, de jongen waar ik vrijwel altijd huiswerk Latijn van overschreef. Ik snuffelde aan taalonderwijsmethoden, taalstoornissen als dyslexie en afasie, en had een tijd een voorliefde voor Optimaliteitstheorie (maar stiekem voornamelijk omdat ik zo mooi vond dat het een geesteskindje betreft dat voortkwam uit het huwelijk tussen de psycholoog Paul Smolensky en de taalkundige Geraldine Légendre – prachtig, de namen alleen al). Terwijl ik door mijn studie heen fietste, zakte ik voor één vak driemaal (gebaseerd op een van de beroemde boeken van mijn promotor, ssst!). In mijn laatste twee jaar volgde ik de meest theoretische en minst populaire vakken, wat inhield dat ik eenmaal per week de desbetreffende docent op haar kamertje opzocht. Met name taaltypologie vond ik leuk, het hele idee dat talen (en dus ook menselijk denken, was ik toen al van overtuigd) zowel universele als unieke kenmerken vertonen, vond ik intrigerend. En toen het nieuwe vak gebarentaaltypologie werd aangeboden schreef ik me dan ook direct in. Zo ook vijfendertig andere studenten van Bedrijfscommunicatie, en Nederlands…

De docent heeft een vreemde achternaam, maar is blank, heeft lang haar en kleedt zich in een Indisch gewaad. Ze word geholpen door een knappe Aziatische jongen en een pienteruitziende oost-Europeaan (schat ik). Beide zijn doof, zij ook? Ik weet niet goed of ik het niet meer gewend ben, maar de hectiek is echt oorverdovend. Bijna veertig mensen in een te krap lokaal, waar de tafels studentactiverend in een kring zijn gezet. Mensen wringen zich met overladen schoudertassen achter de stoelen langs en houden plekjes voor elkaar vrij. De docent is druk aan het gebaren terwijl beide mannen bezig zijn met de beamer. Ze komen een verlengsnoer te kort. Was drie jaar geleden ook al zo in dit buitengewoon riante lokaal-zonder-voorzieningen van de Letterenfaculteit. Ik loop naar ze toe en til een kabeltje op dat zinloos uit de laptop steekt, prik mijn vinger in mijn eigen borstbeen en loop vervolgens naar de deur. Drie minuten later kom ik terug met een verlengsnoer. Blijkbaar heeft die actie indruk gemaakt, want een aantal weken later krijg ik een baantje aangeboden…

  • 04 Februari 2009 - 13:58

    Mama:

    Vaak heb ik me afgevraagd waar moet dit naartoe... En toch ik wist wel dat er zoiets speelde met jou.
    Leuk toch dat je je dromen hierover zo ver hebt kunnen laten vorderen. En die mooie reizen die je maakt!Met die mooie verhalen!En denk aan oma!Die altijd zei;
    Je bent een bijzonder kind! Dat is ze!
    Liefs mama

  • 06 Februari 2009 - 14:29

    Jitske:

    Dirksen? V.d. Looij? Remmits? (A)

  • 07 Februari 2009 - 09:46

    MI:

    Ik sluit me helemaal aan bij mevrouw oma!

  • 09 Februari 2009 - 14:46

    Hulya:

    Hoi Lieverdje,
    Wat kan je mooie en boeiend schrijven, petje af! Ik had je de laatste drie verhalen eerder moeten lezen heel erg stom van me. Ik heb het gesprek achter de rug en ik heb geen goed gevoel daarover. Jammer dat ik je stukken niet eerder gelezen heb. Ik had dezelfde verbazing en fascinatie voor gebarentaal toen ik voor het eerst Ulrike zag gebaren. Ik vond de gebaren zo sierlijk, elegant, mooie en effectief. Dat heb ik vergeten te melden vandaag.
    Ik mis je en hou van je, ik verheug me jou te zien,
    Veel liefs
    Hülya

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Indonesië, Singaraja

Mijn eerste reis

Onderzoek naar Kata Kolok, een gebarentaal in een klein dorp op Bali, Indonesie.

Recente Reisverslagen:

08 September 2011

Winnaars

01 September 2011

Een naamgebaar

01 September 2011

Trouw

27 Augustus 2011

De toekomst

26 Augustus 2011

Update dovenschooltje
Connie

Onderzoek naar Kata Kolok, een gebarentaal in een klein dorp op Bali, Indonesie.

Actief sinds 24 Juli 2006
Verslag gelezen: 547
Totaal aantal bezoekers 221297

Voorgaande reizen:

01 Augustus 2006 - 30 September 2009

Mijn eerste reis

Landen bezocht: