Een naamgebaar
Door: Connie
Blijf op de hoogte en volg Connie
01 September 2011 | Indonesië, Singaraja
‘Wie is dat?’, vraagt een van de dove tieners wanneer ze samen met haar dove broertje van zes van haar scooter afstapt. Ik heb vandaag alle gezinnen met dove kinderen bij mij thuis uitgenodigd om een nieuw project te bespreken dat enerzijds kindergebarentaal documenteert en anderzijds beoogt nieuw onderwijsmateriaal te ontwikkelen. Naast mij op de bank zit een doof meisje met staartjes weggedoken achter haar oudere zus. Het dove jongetje aarzelt niet: ‘wie ben jij? Kom spelen met de bal. Kom!’Hij trekt vriendelijk aan haar arm. Haar grote zus is nu niet meer groot genoeg, en het kind kruipt nog verder weg achter mijn rug. Ik vertel dat dit een doof kind is dat even verderop aan de straat woont, dat de ouders uit een dorp richting het oosten komen, dat het een gezin is met vier dochters, waarvan dit het derde, en dat ze nog niet kan gebaren. Nu komt ook de rest van de dove kliek de tuin binnenlopen. ‘Wie is dat?’ Ik vertel dat dit het dove mesje is waarover ik verteld heb, het meisje dat nog niet kan gebaren. ‘Komt vanzelf hoor! Maar heeft ze eigenlijk al een naamgebaar?’ Tjee ik weet niet hoor, wat vinden jullie? ‘Ze heeft best wel een smal en lang gezicht, vinden jullie ook niet?’ Terwijl het arme ding bij me op schoot kruipt wordt ze eens goed bekeken en dat is dat. De mannen gaan ondertussen iets lekkers halen. Wanneer ze terugkomen is het ijs al gebroken: alle dove kinderen ravotten schaterend door de tuin heen. Ik hoor later van Ketut dat het zusje een positive recensie heeft afgegeven bij de ouders. De volgende keer mag het meisje ‘met het smalle gezicht’ weer komen.